Als robots ons werk gaan doen, wat moet mijn dochter dan leren?

Mariëlle wordt vijf deze zomer. Het eerste schooljaar zit er bijna op. Juf Jenny vertelde in het tienminutengesprek dat het goed met haar gaat. Ze is niet echt gek op de werkjes die Maria Montessori heeft verzonnen om haar te leren lezen, schrijven en rekenen. Ze voert ze wel netjes uit, maar is vooral geïnteresseerd in samen spelen met de andere kinderen.

hoofdartikel.JPG

Samen spelen. Gaat ze het daarmee redden? Wat moet je als kind nou eigenlijk leren om als volwassene een beetje gelukkig te kunnen leven met de mensen om je heen?

Vroeger was het antwoord eenvoudig: een kind moet een vak leren. Een vak leren om een goede baan te vinden. Want dankzij een goede baan kun je jezelf en je gezin onderhouden. Maar met de verwachte opmars van kunstmatige intelligentie en robots is het zeer de vraag wat voor soort banen er straks nog zijn voor de kleuters van vandaag. Onze digitale vrienden gaan de komende decennia heel veel van ons werk overnemen.

Eerst verdwijnen op grote schaal de routinematige klussen: in de administratieve sector, de accountancy, bij helpdesks, vertaalbureaus, taxibedrijven, koeriers, noem maar op. Dat kan mooi zijn: dan kunnen we ons allemaal gaan richten op de zorg en het onderwijs. Maar als je ziet hoe er ook al geëxperimenteerd wordt met zorgrobots en virtuele onderwijsassistenten, dan wordt het echt lastig om in te schatten op wat voor toekomst we onze kinderen moeten voorbereiden.

En denk dan niet alleen aan een toekomst over twintig jaar, als de kleuters van nu de arbeidsmarkt betreden. Maar ook aan een toekomst over vijftig jaar, als de kleuters van nu gaan bedenken hoe ze de tweede helft van hun leven willen invullen. Want de vaardigheden die ze als kleuter zo makkelijk aanleren, daar kunnen ze een leven lang plezier van hebben. Als het maar de juiste vaardigheden zijn.

Misschien moet ik Mariëlle dan maar vroeg leren programmeren. Er is een schreeuwend tekort aan IT-ers op de arbeidsmarkt en dat zal nog wel even zo blijven. En wezenlijker: als je niets van programmeren begrijpt, dan ben je speelbal van al die apps waar je je dagelijks aan overlevert. ‘To code or to be coded’, hoorde ik de Finse Linda Liukas een keer zeggen. Zij schreef een succesvol kinderboek over computers. Maar de vraag is hoe lang kinderen plezier gaan hebben van hun programmeervaardigheden. Vroeg of laat bereiken we het punt dat computers zelf programma’s schrijven die wij met onze beperkte menselijke intelligentie onmogelijk kunnen bevatten.

Misschien moet ik mijn prinsesje vooral stimuleren haar creativiteit te ontplooien. Muziek maken, tekenen, dansen, knutselen, verhalen vertellen. Want het gaat waarschijnlijk nog lang duren voordat computers zelf originele kleren, meubels, auto’s, muziek, films of games kunnen maken die een succes worden bij het publiek. En zelfs als computers in de toekomst de mens verslaan op het gebied van inspiratie en creativiteit, dan nog zal iedereen die zelf iets moois of leuks kan maken daar altijd veel plezier van blijven houden.

Ik vermoed dat het in alle scenario’s van groot belang zal blijken dat kinderen goede sociale vaardigheden ontwikkelen. Of ze nou massaal in de zorg en het onderwijs gaan werken, of dat ze straks met soortgenoten overal ter wereld zitten te programmeren, of dat ze in creatieve beroepen aan de slag gaan: ze zullen altijd sociale vaardigheden nodig hebben om iets van betekenis te kunnen doen voor en met de mensen om zich heen.

Vanuit die gedachte las ik dit citaat, van Amel, in een wedstrijdverslag van het tweede:

“De korfbal leert ons veel. Bijvoorbeeld hoe je met elkaar om gaat tijdens winst en verlies. Hoe je samen een probleem kunt oplossen, hoe je omgaat met elkaars emotie maar ook hoe je elkaars krachten optimaal kunt benutten. Het zal voor mij niet de eerste keer zijn dat ik op mijn werk refereer naar een situatie afgeleid van de korfbal als voorbeeld hoe je de kracht van individuen kunt inzetten om succes te behalen. Ook als er veel verschillen zijn.”

Scherp beschreven. En het geldt niet alleen voor korfbal als teamsport, of andere teamsporten, maar ook voor heel het verenigingsleven eromheen. Het leert ons veel; jong en oud. Spelenderwijs.

Er is een scenario waarin we misschien wel helemaal nooit meer hoeven te werken, omdat robots ons van wieg tot graf verzorgen. Iedereen een basisinkomen en zeeën van vrije tijd. De pioniers die vandaag inzetten op het ‘buurthuis van de toekomst’ zullen dan gaan ervaren wat een essentiële keuze dat is geweest voor veel mensen, voor de buurt, voor de samenleving: omdat het in de toekomst zeven dagen per week zal gonzen van activiteiten bij de club. ‘Meer dan een club’.

Mariëlle op ballet. Pianoles. Zwemles, natuurlijk. Ook maar korfballen, dus? Zijn er in het buurthuis van de toekomst straks ook lokalen voor zang en dans, voor muzieklessen, tekenlessen? Zou het lekker compleet maken voor de buurt. En makkelijk voor ouders.

“En denk erom dat kinderen van deze leeftijd niet té veel activiteiten moeten doen. Ze moeten ook tijd hebben om zich een beetje te vervelen,” zei juf Jenny. Drommels. Ben je net lekker op weg met je kind, je ‘projectje’, krijg je dat. Dan maar laten leiden door wat we eigenlijk allemaal een leven lang moeten blijven doen: samen spelen.

Wouter Fellendans

PS 1 Artikel geschreven op verzoek van Bart Kasten, onze gepassioneerde redacteur, die zelfs bij leden die ‘op afstand’ Achilles volgen de clubliefde blijft opstoken.

PS 2 Zit jij zelf goed in je baan of is het tijd voor omscholing? Vul je beroep in op https://willrobotstakemyjob.com/ (Vul voor de aardigheid ook eens “referee” in…)

Datum 13-06-2017 17:00
Tags